5 april 1826: Gewone vinvis gestrand nabij Wijk aan Zee
Schlegel (1831) schrijft hierover: 'Het hier afgebeelde dier (Plaat I en II.) werd den 5den April 1826, door twee visschersschuiten, niet verre van Wijk aan Zee, nauwelijks een uur afstands van de kust, drijvende gevonden. Dadelijk vereenigden zich deze vaartuigen en maakten zich gereed, den levenloozen kolossus aan strand te slepen, hetwelk hun, door de hulp der overige dorpelingen, gelukte. [....] Het scheen in eenen nog zeer goeden toestand te zijn: men bespeurde geene uiterlijke teekenen van verrotting [ ....].' Bij sectie door Schlegel en museumpreparateurs bleek het skelet geheel intact te zijn 'behalve de gebroken onderkaak en eenige gebrokene ribben'. Er waren meer dan 300 baleinen aan weerszijden in de bovenkaak. 'De kleur derzelven [baleinen] is die van het gewone balein. Naar buiten evenwel hoornachtig wit. Aan den binnensten kant splitst zich het balein in ontelbare vezelen, van eene vuile geelachtig witte kleur [....].'
Mogelijk is het skelet gedoneerd aan het museum in Parijs (Schlegel 1841 p. 42). Het zou een syntype zijn van Balaenoptera sulcata arctica, Schlegel 1841 (Smeenk in prep.).