4 mei 1892: Dwergvinvis gestrand nabij Texel
Gestrand op de Razende Bol ('Onrust') op 4 mei 1892. Lang 5 meter 80 cm. Langs de schoongepraepareerde echter nog versche wervelkolom gemeten. Kop overlangs doorgezaagd. 1 vin weggespoeld, van de andere extremiteit is peripheer slechts Radius nog aanwezig.
In het Verslag van de Wetenschappelijke Vergadering van de Nederlandse Dierkundige Vereniging van 29 April 1893. 's Avonds 8 uur. wordt vermeld: <knip> "Aanwezig de HH. Hubrecht (Voorzitter), Loman, Weber, Ruge, Bolsius en J.Th. Oudemans. <knip> Vervolgens demonstreert de Heer Weber een overlangs doorgezaagden schedel van een jong exemplaar van Balaenoptera rostrata, lang 5.80 M., den Men Mei 189.2 op Texel gestrand en hem door de bemoeiingen van den Heer Hoek in handen gekomen. Het doorzagen van den schedel geschiedde met het oog op het reukorgaan, dat, zooals bekend is, bij de Cetaceen in een toestand van grootera teruggang verkeert, bij de tandwalvisschen nog sterker dan bij de baleinwalvisschen. Er was tot nog toe weinig meer van bekend, dan dat er rudimenten van neusschelpen voorkomen, welker anatomische beteekenis niet nader was vastgesteld. Aan het thans vertoonde exemplaar kunnen duidelijk worden aangetoond neusschelpen, die spreker meent volgens de nomenclatuur van Zuckerkandl aldus te mogen opvatten: paso-turbinale, twee mediale en ten minste drie laterale »Rieehwulste". Hieruit blijkt, dat het periphere gedeelte van het reukorgaan minder is achteruitgegaan, dan gewoonlijk wordt aangenomen."